Parvo
 
 Parvo (parvovirus diarree) is een zeer besmettelijke ziekte die sinds de jaren tachtig bij honden voorkomt. De veroorzaker van deze ziekte is een virus dat in gigantische hoeveelheden met de ontlasting van besmette honden wordt verspreid.
 Honden van alle leeftijden zijn gevoelig voor dit virus. Wel zien we in de praktijk dat de ziekte met name voorkomt bij jonge honden (tot 1 jaar) en bij honden die reeds jaren niet gevaccineerd zijn. Het blijkt dat met name hondjes tussen de 5 en 16 weken ziek worden, vaak vlak nadat ze verhuisd zijn vanuit de kennel naar de nieuwe eigenaar. Het lijkt erop dat bepaalde rassen (zoals Rottweilers en Doberman en pups) extra gevoelig zijn voor deze ziekte.
 
 De besmetting
 Honden besmetten zich met het parvovirus door direct (snuffelen, likken, opeten) of indirect contact met de ontlasting van besmette honden (denk in dit laatste geval bv aan uw eigen schoenzolen, waarmee u het virus vanuit een besmette omgeving mee kunt nemen naar huis…).
 
 Het ziektebeeld: maagdarm klachten
 Nadat een hond het virus via neus- en mondslijmvlies heeft binnengekregen, verspreidt het parvovirus zich via de slokdarm naar het maagslijmvlies.
 Virussen vermeerderen zich altijd ín de cellen van een ‘gastheer’ (in dit geval de hond), waarbij ze de cellen waarin ze zich vermeerderen kapotmaken. Het parvovirus heeft een zeer grote voorkeur voor cellen die zich aan het delen zijn. Dit verklaart waarom bijna altijd de maag en darmen bij het ziektebeeld betrokken zijn: de slijmvliezen van deze organen hebben een in verhouding hoog aantal delende cellen. Daarnaast nestelt het virus zich bij jonge honden in de thymus (de zwezerik), een orgaan in de borstholte van jonge honden dat voor de vorming van afweercellen zorgt.
 Het eerste symptoom dat optreedt, een paar dagen na infectie, is lusteloosheid en niet willen eten.
 Snel daarna begint de hond te braken. Dit braken kan ernstige vormen aannemen (veel en vaak braken, ‘niets binnenhouden’, bloed bij het braaksel). Soms wordt hierdoor vermoed dat de hond een vreemd voorwerp in de maag heeft gekregen.
 Binnen 24 uur na het begin van het braken krijgt de hond diarree. De aard van de diarree kan varieren, maar meestal is het een zeer waterige, bloederige diarree die in grote hoeveelheden geproduceerd wordt en vreselijk (weeïg) stinkt. De diarree wordt veroorzaakt door het kapotgaan van de binnenbekleding (het “slijmvlies”, een tapijt van celletjes) van de dunne- en dikke darm, hetgeen met bloedingen gepaard gaat. De ernst van de aantasting van het slijmvlies is mede afhankelijk van de snelheid waarmee de darmcellen aan het delen zijn op het moment van de infectie (en dit is weer o.a. afhankelijk van de leeftijd van de hond). Ook de conditie van de hond, de leefonstandigheden en eventuele bijkomende infecties door andere virussen of bacterien spelen een rol.
 In ernstige (vaak voorkomende) gevallen is de darm helemaal niet meer in staat om water en voedingsstoffen op te nemen; dit alles loopt er dan samen met slierten bloed aan de achterkant uit. Naast de leeftijd zijn ook dieetveranderingen (denk aan pups die net van de moeder af zijn of die net verhuisd zijn), en de samenstelling van de normale darmbewoners (de bacteriën) van invloed op de delingssnelheid van de darmcellen (en daarmee op de ernst van de aantasting door het parvovirus).
 Door de enorme diarree, in combinatie met het gebraak, drogen de honden snel uit. De temperatuur die gemeten wordt tijdens dit stadium kan erg wisselen: van koorts rond de 40°C tot een ondertemperatuur van rond de 28,5°C bij honden die stervende zijn. Ter illustratie: de normale temperatuur van een hond ligt tussen de 38°C en 39°C.
  
 Herstel
 Zeer veel honden overleven deze massale aanval op het lichaam niet; bij hen varieert de totale ziekteduur van amper 24 uur tot meerdere weken (dit laatste alleen indien ze intensief worden behandeld met infusen en medicijnen, maar zelfs dan overleven ze het vaak niet).
 Als de hond lang genoeg in leven blijft, begint hij afweerstoffen te maken tegen het virus. Dit gebeurt vanaf de 5e dag na de besmetting. Als de hond sterk genoeg is en ondersteuning krijgt met medicijnen en infusen, kàn hij verrassend snel herstellen. Meestal heeft zo’n overlevende patient wel langer medicinale ondersteuning nodig. Als de hond eenmaal helemaal beter is, zijn er geen blijvende problemen te verwachten (NB: zie wel het kopje ‘hartproblemen door parvo’). Na de genezing is de hond jarenlang immuun voor het parvovirus.
  
 Hartproblemen door parvo.
 Bij zeer jonge pups (van plm 3-4 weken oud) zijn de cellen van met name de hartspier erg snel aan het delen. Deze vallen dan ten prooi aan het parvovirus, waardoor vaak fatale hartproblemen ontstaan. Afhankelijk van de ernst en uitgebreidheid van de hartspierontsteking kan zo’n pup plotseling bezwijken aan een hartstilstand, of chronische hartproblemen ontwikkelen waar ze alsnog op latere leeftijd aan overlijden.
 Deze vorm van parvo waarbij het hart wordt aangetast, komt de laatste jaren in ons land zeer weinig voor, omdat de meeste teven waar mee gefokt wordt, goed gevaccineerd worden tegen parvo. Via de placenta en de moedermelk geeft de moederhond de pups voldoende bescherming tegen het virus gedurende de gevoelige periode voor het hart. (NB: in sommige gevallen is gezien dat honden van 7 maanden leeftijd, die op dat moment met parvo werden besmet, toch ook op die leeftijd nog zo’n hartspierbeschadiging kregen!).
  
 Diagnose
 Bij pups tussen de 5 weken en 1 jaar leeftijd met plotseling optredend braken en diarree met uitdroging, denken we onder andere aan parvo als de veroorzaker. Ook sommige andere virussen (HCC-virus, CHV-virus, hondenziektevirus, coronavirus, rotavirus), sommige bacterien (Salmonella, Campylobacter) en ernstige worminfecties kunnen deze klachten te zien geven. Daarnaast kunnen ook vreemde voorwerpen (stenen, stokken, kinderspeelgoed, dennenappels…) in het maagdarmkanaal ernstige klachten geven.
 Vijf tot elf dagen nadat de hond is geinfecteerd is, is het virus in de ontlasting aan te tonen met laboratoriumtesten. Deze test is bij ons op de praktijk te doen en geeft binnen korte tijd uitsluitsel over een mogelijke parvo-infectie.
  
 Behandeling
 Zoals eerder al aangegeven, overlijden veel honden aan de darmontsteking die door het parvovirus wordt veroorzaakt. Het virus zelf is niet aan te pakken met medicijnen (vergelijk maar met een ernstige buikgriep bij mensen die ‘uitgeziekt’ moet worden).
 Wil een parvo-patient een kans maken, dan moeten in ieder geval ondersteunende maatregelen worden genomen. Te denken valt hierbij aan het geven van infusen om de uitdroging tegen te gaan, het geven van antibiotica om ervoor te zorgen dat bacteriën niet hun kans schoon zien om de hond nog zieker te maken en het geven van medicijnen die het ernstig aangetaste slijmvlies van het maagdarmkanaal wat beschermen tegen de inwerking van het virus.
 Als het weer een beetje de goede kant uit gaat, kan een speciale vloeistof met mineralen als drank worden gegeven (het zogenaamde O.R.S = ‘oral rehydration salt’) en bijvoorbeeld vloeibare, geconcentreerde voeding die zeer makkelijk te verteren is.
  
 Bestrijding
 Het parvovirus is een virus dat zeer hardnekkig in de omgeving blijft rondhangen (tot een jaar lang onder gunstige omstandigheden!). Het virus is ongevoelig voor bijna alle schoonmaak- en desinfectiemiddelen.
 Alleen formaline (= ‘sterk water’) en natriumhypochloriet (‘bleekwater’) zijn goed actief tegen het virus. Problemen met beide middelen zijn ten eerste dat ze juist in aanwezigheid van urine, braaksel en ontlasting hun werkzaamheid tegen het virus grotendeels verliezen, en ten tweede dat de praktische toepassing in een woonhuis beperkt is (alle meubels en vloerbedekking met bleekwater soppen…?). Er zal dan ook zeer vaak schoongemaakt moeten worden, ontlasting meteen opruimen en veel water gebruiken (zodoende wordt de concentratie van het virus verlaagd, wat weer een lagere besmettingsgraad geeft).
 Een nieuwer middel dat werkzaam is tegen het parvovirus is het zgn. Parvotech. Ook dit middel is echter niet makkelijk even in huis toe te passen vanwege de zeer indringende geur, de plakkerigheid na toepassing en het veroorzaken van vlekken in textiel.
 Door de hoge bestendigheid van het virus tegen schoonmaakmiddelen en milieu-omstandigheden èn doordat het virus wijdverspreid voorkomt, is het treffen van hygienische maatregelen niet voldoende om het virus buiten de deur te houden c.q. te krijgen.
  
 Als er eenmaal een besmette omgeving is ontstaan, bijvoorbeeld omdat er een hond met parvo in huis is geweest, wordt geadviseerd om in eerste instantie alles zeer goed ‘huishoudelijk schoon’ te maken (opruimen, dweilen, kleedjes heet wassen, bakjes heet afwassen, stoep/terras goed boenen met chloorwater e.d.). In ieder geval geeft dit een verdunning van de concentratie parvovirus in en rond het huis.
 Daarnaast wordt dringend geadviseerd om gedurende een periode van minstens 4-6 weken geen andere hond, en zeker geen pup in huis te laten. Op deze manier geeft tijd en verdunning een steeds kleiner wordende kans op besmetting van andere honden/pups. Als er weer een nieuwe hond wordt aangeschaft, heeft het sterk de voorkeur om een wat oudere, zeer goed gevaccineerde pup (of volwassen hond) in huis te nemen (zie ook onder ‘enten tegen parvo’)
  
 De enige goede manier van bestrijding van het virus is het voorkómen dat honden geinfecteerd raken met het virus en enorme hoeveelheden virus gaan uitscheiden. Daartoe wordt geadviseerd de honden goed te laten enten tegen parvo.
  
 Enten tegen parvo
 Tegenwoordig wordt geadviseerd om pups te laten enten tegen parvo op de leeftijd van 6, 9 en 12 weken, en zo nodig nogmaals op een leeftijd van 16 weken.
 Er wordt geënt met een zogenaamd ‘verzwakt entvirus’. Het entvirus is een speciaal ontwikkeld, afgezwakt virus dat het afweersysteem van de hond alarmeert en aanzet tot het maken van afweerstoffen zónder dat dat entvirus zelf de hond ziek kan maken. Bij volwassen honden werkt dit erg goed.
  
 Een probleem dat we tegenkomen bij het enten van pups is dat de pups via de placenta (= moederkoek) en de moedermelk al antilichamen binnenkrijgen. Deze maternale antilichamen (= antistoffen van de moederhond tegen het parvovirus) beschermen de pups weliswaar gedurende een bepaalde periode tegen de ziekte, maar deze antilichamen vallen ook het ent-virus aan waardoor dit entvirus niet goed z’n werk kan doen. Daarbij komt het voor dat de antistoffen van de moederhond op een gegeven moment nog wel sterk genoeg zijn om het entvirus aan te pakken en onschadelijk te maken, maar dat het ‘echte’ parvovirus wèl aanslaat en de pup ziek maakt!
 Elke pup heeft zo’n gevoelige periode, waarbij enerzijds er onvoldoende antistoffen van de moederhond in het bloed van de pup zitten, maar waarbij anderzijds de pup zelf nog niet voldoende antistoffen heeft gemaakt om een infectie te voorkomen. Op welk moment deze gevoelige periode voorkomt, verschilt per pup en is niet te voorspellen. In het algemeen ligt deze gevoelig periode ergens tussen de 8 en 12 weken leeftijd, met uitlopers tot wel 18 weken (dit laatste met name bij pups van moederhonden die een zeer hoge concentratie aan antistoffen bij zich hebben). Daarom is het belangrijk om pups herhaaldelijk te enten, telkens met een tussenperiode van zo’n 3 weken.
  
 Dat juist pups die net een paar dagen bij de nieuwe eigenaar zijn, ineens parvodiarree kunnen ontwikkelen, is waarschijnlijk te wijten aan stress. Als een puppy dat gedurende z’n hele (korte) leventje bij z’n moeder en nestgenootjes is geweest, ineens door ‘vreemde’ mensen (de nieuwe eigenaar) wordt meegenomen in een auto, naar een voor de pup compleet onbekende omgeving waar hij ineens ook nog zonder moeder en broertjes en zusjes zit, levert dat behoorlijk wat stress op. Door deze stress-situatie verandert er het een en ander in de bloedconcentratie van diverse hormonen. Deze verandering geeft een vermindering van de weerstand van de pup, waardoor bijvoorbeeld het parvovirus z’n kans schoon ziet om de pup te infecteren en ziek te maken. Dit is dus geen teken dat de pup door de fokker of de nieuwe eigenaar niet goed verzorgd zou zijn! Het maakt wel duidelijk dat een pup die sloom wordt, zeker als dat gevolgd wordt door braken en/of diarree, absoluut moet worden onderzocht door een dierenarts.
  
 Na de serie van entingen die de hond als pup krijgt, wordt het aanbevolen om de enting elk jaar opnieuw op peil te brengen (als het ware het afweersysteem van de hond even te laten schrikken en daardoor weer veel antistoffen te laten maken)